Krabbe-verhalen deel 16

De Krabbe-verhalen deel 16        (door Jan Leendert Willem Breukel 1940-2011)

Wat kon je op de zondag wel en niet doen.

"Laat ik beginnen te zeggen dat de zondagen op de Krabbe niet altijd even leuk waren. Je moest er echt wat van maken. Het begon bij ons met het gezang van de familie van Baren. Dat duurde tot 8 uur. Dan mochten ze naar beneden en keerde de rust weer. Tot het volgende gebeurde: Had Jet, de buurvrouw, de meisjes een beetje leuk aangekleed, dan stonden ze even later bij ons voor de deur te jengelen. Buurvrouw Breukel kijk eens ik heb een nieuwe jurk!

En even later kwamen de andere meisjes in gerestaureerde jurkjes. Allemaal moesten ze langs buurvrouw Breukel. Al die snotsmoeltjes boven die jurkjes. Ik zal het nooit vergeten. Moeder kon geen nee zeggen tegen die blagen, dus werden de kinderen door haar geloofd en geprezen en van snoepgoed voorzien. Zodat je er vrijwel zeker van kon zijn dat ze er de volgende zondag weer voor dag en dauw zouden staan.
Buurvrouw, buurvrouw kom eens kijken!

Kerkbus
Maar wij waren er nog niet. Uitslapen was niet zo eenvoudig, want om een uur of negen kwam Jas van der Hout met de kerkbus voorrijden. Een bus die alleen bestemd was voor de gereformeerde broeders en zusters. Dat je als "andersdenkende" niet op het idee zou komen, kom ik stap ook even in die kerkbus en ga eens lekker de familie verrassen. Mis, zo zat deze busdienst niet in elkaar.


Schoolbus en kerkbus op de Graspolderdijk.

Oom Bram
Had je net de van Barens ellende verwerkt en ja hoor: “Komen jullie er uit jongens, ome Bram komt zo!” Ome Bram was de oudere en vrijgezelle broer van mijn vader.

Nou had die man de akelige gewoonte om iedere zondagmorgen half tien op de stoep te staan om een bak koffie te komen drinken. Dat lag zo'n geweldige druk op mijn moeder. Alles moest namelijk netjes en aan kant zijn. De koffie stond te pruttelen als ome Bram binnenkwam.
En wij? Ja wij waren natuurlijk ook de klos. Allemaal vroeg uit bed. Wij moesten ook helpen met koffiemalen wat in die tijd nog met de hand gebeurde. Ook werd de melk afgeroomd, zoals men dat noemde. Dan zat je daar een minuut of tien met een door handkracht aangedreven roomklopper en een schaaltje tussen de knieën je eigen het apezuur te draaien om in dat schaaltje dikke slagroom tevoorschijn te toveren, wat meestal best lukte.
Maar ja... alleen door al dat moeten, zou je een hekel aan die man krijgen. Tja, voor je ouders zat je daar om half tien een beetje gezellig te wezen. Je zat jezelf af te vragen. Wie belazer ik nou? Mijn ouders, mezelf of, en dat zou het minst erge zijn, ome Bram?

Nu komt nog het mooiste van het verhaal. De jongste broer van mijn vader "ome Dries" woonde aan de ene kant naast Piet van der Hoek aan de Kroondijk en aan de ander kant naast Henk en Bet van de Berg. 300 meter bij ons vandaan. Als ome Bram dan om even over tien de koffie op had, zei hij vrolijk, "Kom ik ga eens even kijken of Dries, de jongste broer, al wakker is." Dan zette hij de 'Lindbergh Cap' op, trok zijn leren jas aan en stapte vervolgens op zijn Solex met van die grote handkappen aan het stuur. Want ome Bram was niet zo'n klein beetje kleinzielig. En weg was hij.

Stond bij ons de hele tent op stelten en de oorzaak van al die overlast was mooi vertrokken! Ja die ome Bram dat was me er een. Het was een oom die je niet makkelijk zal vergeten. Maar het was wel lekker rustig als hij was vertrokken. Hij praatte ook alleen maar met mijn vader en dan nog uitsluitend over voetbal. Ook nog alleen maar over de v.v. Rozenburg. En dan nog het dammen. Dat werd ook nooit over geslagen. Nee, een echt gezellige oom was het niet.

Maar ik denk dat het in zijn slechte gezondheid zat. Hij was altijd ziek. Waar hij dan werkelijk last van had, is mij nooit duidelijk geworden. Maar hij was altijd wel zo ziek dat hij weinig of nooit werkte. Van werken werd ome Bram niet vrolijk. Ik denk als werken zeer had gedaan, ome Bram weinig pijn zou hebben geleden. Ook altijd erg verwend. Eerst door zijn moeder, mijn oma, daarna door tante Pietje zijn jongste zuster. Dat heeft van hem geen prettig mens gemaakt. Alleen als hij zijn zin maar kreeg, kon hij wel eens aardig wezen. Maar doorgaans was hij moeilijk in de omgang. Laat ik het zo zeggen; ik had veel ooms die stuk voor stuk aardiger waren dan deze ome Bram. Op zijn ouwe dag is hij nog getrouwd.

Dat was voor ons wel heel erg positief want toen had hij ineens geen tijd meer om zijn zondagse "bakkie" te komen doen bij broer Leen en schoonzus Jannetje. Die vrouw heeft hem zelfs ook nog aan het werk gekregen. Ze heeft hem zelfs zo gek gekregen dat hij een zwembroek aantrok om tussen het riet van de Brielse Maas zijn voeten te spoelen. Dat mocht niemand zien natuurlijk. Het was alleen jammer voor hem dat nou net zijn neefjes hem betrapten. Maar toch petje af om op die leeftijd zulke grappen nog uit te halen. Wat op zich al een geweldige prestatie van haar was om hem zover te krijgen. Maar het mooiste van alles vonden wij toch wel dat door het niet meer op de koffie komen van ome Bram wij eindelijk eens konden uitslapen.

Westerkerk
We gingen op zondag ook naar de "knapenvereniging" in de Westerkerk, die werd geleid door Jo(hannes) Goedendorp. Dat was echt erg leuk. Wat die man allemaal niet verzon om de knapen van 12 tot 16 jaar bezig te houden, was echt geweldig. Er was volgens mij ook niemand die dat zaakje ongeregeld zo goed onder de knie had als Goedendorp. Hij zat, als een ware veldheer, aan het hoofd van de tafel rustig zijn sigaartje te roken. Liet in principe alles min of meer aan de jeugd over. Het maakte niet uit of dat nou een stukkie uit de bijbel was dat voorgelezen moest worden, een inleiding maken of een spelletje verzinnen. Hij zat daar rustig op zijn gemak de boel te regelen en liet de jeugdige leden het werk doen.

Ik denk dat er niet een van de knapen was van de club die moeite had met deze regelgeving. Ik denk dat de kracht van Hannes was dat hij de jeugd in zijn waarde liet en toch de controle op het geheel hield. Het kwam een enkele keer voor dat hij verstek moest laten gaan. Dan werd de leiding over genomen door Wim Boertje of Gerrit van Seters. Deze beide mannen konden absoluut de zaak niet onder controle houden. Ik denk dat als zij altijd de leiding over de knapenvereniging hadden gehad er niet veel leden zouden zijn overgebleven. Gerrit hield altijd een heel lang dankgebed. Soms zo lang dat Jan Romers, een van de tweeling van Hannes Romers, op een keer heel beleefd vroeg of Gerrit een einde aan zijn gebed wilde maken. "Want", zei jan, "moeder zit te wachten met de prak." "Amen", zei Gerrit dan; abrupt een eind makend aan zijn betoog met de hogere macht. "Tot volgende week."

Kaarten
En zo was de zondagochtend al weer zo'n beetje voorbij en gingen we inderdaad naar de prak stoofpeertjes met draadjesvlees. Dan was het alweer middag. Op zondagmiddag werd er meestal gekaart, en deze kaarters waren niet de eerste de besten. Als eerste kwam meestal Adriaan van Eekelen. Hij woonde maar drie huizen verderop. Vrij snel erna kwamen dan Maarten van Goof van Oudenaarden. Hij kwam van de Bomendijk. Jo van Oudenaarden van Ben van Oudenaarden kwam van de Vinkseweg… geloof ik. Met mijn vader erbij was het gezelschap vier man sterk dus kon het spel beginnen.
Het was altijd klaverjassen. Mijn vader had de stelregel dat hij nooit om geld wilde kaarten. Bij ons in huis werd dan ook nooit om geld gespeeld en ging het puur om het spel. Maar soms zaten ze in het vuur van hun spel. Adriaan van gereformeerde huize door vader en moeder streng in het geloof opgevoed zat op scherp. Het kon namelijk zomaar gebeuren dat de ouwe Jan van Eekelen langs kwam schuifelen op zijn witte klompen. Nou liep van Eekelen niet meer zo snel. Dat was puur de mazzel voor Adriaan dat hij hem hoorde aankomen, schuifelend met zijn klompen door het grind van het paadje dat voor de grote kamer lag. Dan was het "Snel jongens kaarten weg daar komt vader!" Van Eekelen kwam op een keer mijn vader tegen en ze maakten zomaar een praatje over van alles en nog wat. Tot van Eekelen opeens zei: Leen, ik weet wel dat Adriaan bij jou zit te kaarten, maar zelfs als het spel gespeeld wordt, zoals bij jou, is het net zo goed of net zo slecht als ieder ander spel. Uit een gesprek met Adriaan vele jaren later, begreep ik dat de weerstand tegen het kaarten meer van zijn moeder kwam dan van zijn vader. Er viel dan ook geen onvertogen woord. Als het spel om vijf uur nog in volle gang was zei mijn moeder altijd dat ze wel een paar boterhammen meer zou snijden zodat ze allemaal mee konden eten.
Ik zat altijd aandachtig te kijken want ik wilde dat geheimzinnige spel ook graag leren. Op een keer kreeg ik de kans. Jo van Oudenaarden moest mee gaan helpen het land te verdedigen en kon niet iedere week meer komen. Er werd een invaller gezocht. Die invaller werd ik. Na een spoedcursus had ik het spelletje al aardig door, tenminste ik kende de kaarten. Het duurde wel even maar na verloop van tijd ga je beter begrijpen hoe het spelletje gespeeld moest worden. Zoals met de meeste dingen, al doende leert men. We hebben dat kaarten nog heel lang vol gehouden maar op een gegeven moment moest ook Maarten het leger in. Dat was eigenlijk min of meer het einde van de zondagse klaverjasclub.

Op bezoek bij grootouders
Wat ik ook heel lang heb vol gehouden op zondag waren de bezoekjes aan mijn grootouders. Ik was toen 16 geworden en dan moet je van de knapenvereniging af. Dan begint het verhaal jongelingsvereniging. Daar ben ik een paar keer geweest maar ik vond het maar niks. Dus heb ik het maar gelaten voor wat het was. De zondagmorgens ben ik dus maar in gaan vullen met bezoekjes aan mijn grootouders. Zij vonden het altijd prachtig als je langs kwam. Niet te vroeg natuurlijk want de bezoekjes van ome Bram zaten nog goed in het geheugen en dat wilde ik die ouwe mensen niet aan doen. Half elf vonden ze een mooie tijd. Ik moest wel een beetje schipperen maar meestal lukte het. ‘s Morgens eerst naar opa Jan van vaders kant. Opa Jan was een stille man, wel aardig. Maar hij zei nooit veel. Dat deden twee vrijgezelle tantes, die er ook waren dan weer wel. Ome Bram was er soms ook. Hij zat altijd te puzzelen en zei ook nooit zoveel. Eigenlijk was het een stille familie. Ik was daar meestal weer snel weg.

Kwam ik echter bij opa en oma van Oudheusden dan was dat heel andere koek. Opa wilde altijd van alles weten over de Krabbe. Hij vertelde dat hij er ook heel veel jaren had gewoond. Dan wilde hij altijd weten of dit of dat hutje er nog stond. Een paar jaar geleden kwam ik er pas achter dat hij, dat wist ik wel, geboren was op 9 maart 1883 in Puttershoek. Maar dat mijn overgrootouders met mijn grootvader, 8 à 9 maanden oud, in oktober 1883 naar de Landverbetering zijn verhuisd, dat was voor mij nieuw. Maar hij had altijd vragen. Meestal was het een spervuur van vragen. Dat vond ik juist leuk. En oma Geertje had altijd van die ontzettend lekkere zelf gebakken speculaas. Nee, het was geen opgave om bij deze mensen langs te gaan. Meestal kwam je dan ook wel een of meerdere van de vele neven en nichten tegen want die waren er genoeg. Ook zat hier ome Han. Wel een aardige maar ook een nietszeggende en puzzelende oom. Hij was ook nog vrijgezel. Ik had toen het idee dat al die vrijgezelle ooms niets anders deden dan puzzelen, stilzitten en niets zeggen. Als ze al eens wat zeiden, was het meestal om hun ongenoegen kenbaar te maken of te melden dat ze het ergens niet mee eens waren. Meestal waren ze het nergens mee eens. Al die vrijgezelle ooms hadden wel een heel duidelijke eigen mening en liever geen tegenspraak.

Jaren later vroeg mijn vrouw Mies een keer aan ome Han: “Waarom bent u eigenlijk nooit getrouwd? U vindt vrouwen toch wel leuk? Ja, dat was hij wel met haar eens. Ook bent u gek met kinderen, ging ze verder en dat was ook geen probleem. Dus ze snapte het niet. Ze vervolgde dat hij toch ook zo lelijk niet was. Ik denk dat hij zich door al die vragen wel een beetje in nauw gedreven voelde. Het enige antwoord wat hij gaf was: “Eh ja”, zei hij een beetje schuchter en vervolgens dat ze ‘m nooit gevraagd hadden. Maar Mies zei hem dan onmiddellijk dat hij het leven niet goed had begrepen en dat hij het zelf had moeten vragen. Daar rekenen vrouwen op! “Ja, ja”, zei ome Han, “Ja, ja het zal wel, maar nou begin ik er in ieder geval niet meer aan”. Daar hebt u ook wel weer gelijk in zei Mies dan want je weet op deze leeftijd ook niet meer wat je in huis haalt. “Precies”, zei ome Han. Om gauw te vervolgen met, “Wie wil er nog een bakkie koffie?” Terwijl hij waarschijnlijk bij zichzelf dacht, “Waar bemoeien die jonge meiden zich mee?” Ome Han kwam niet zo vaak op de Krabbe. Later toen we in de nieuwe huizen woonden, kwam hij wel regelmatig. Wie ook regelmatig kwamen, waren ome Koos en tante Eef, de jongste zuster van mijn moeder. Ook ome Arie, de jongste broer van mijn moeder, en tante Ina van de Scheurpolder waren vaak op de Krabbe te vinden.
Van ome Arie heb ik nog een mooi verhaal. Een paar jaar na de oorlog kwam hij thuis met een vreemd soort pen. Een pen die volgens hem eeuwigdurend zou kunnen schrijven. Dat leek ons ongelooflijk maar hij bleef stellig in zijn bewering. De eeuwigdurende schrijvende pen werd 'Ballpoint' genoemd. Hij had ons al dagen aan het lijntje gehouden. Iedere keer kwam er weer wat tussen, en wij maar rijden naar de Graskade om te kijken of die ‘wonder’ pen er al was. iedere keer had hij weer een ander vreemd verhaal. Het duurde op het laatst zo lang dat we dachten dat hij het wel verzonnen zou hebben. Want ome Arie had wel meer van die grappen. En opeens op een Zondag zei hij “Alsjeblieft hier heb je dan de eeuwigdurende schrijvende pen”. Wij gelukkig naar huis en schrijven maar. Totdat de vulling leeg was, wat het einde betekende van de eeuwigdurende schrijvende pen. Wat een teleurstelling. Hij had ons weer te pakken. Maar het was in ieder geval een stuk gemakkelijker dan het prutsen met de kroontjespen en die pot met inkt. Toch was het een mooi verhaal. Jammer dat het niet klopte.
De familie kwam meestal op de zondagmiddag langs, maar ome Arie en ome Koos konden niet klaverjassen. Wat ome Arie wel kon, was hout jutten op de Beer, het natuurreservaat. Normaal kwam je daar niet zomaar, maar met ome Arie kwam je overal. Ome Arie werkte al jaren bij de Bruyne een voormalige Zeeuwse boer. De vader van de huidige frietboer uit Oudenhoorn. We gingen dan met de trekker en kar het strand op. De kar werd vol geladen en dan naar huis en vervolgens werd er gezaagd. Hij had een grote cirkelzaag staan. Dat ding werd aangedreven met een riem op de poelie van de tractor. Ja deze oom van ons tobde nergens mee. Altijd vol met grappen. Hij had eens een lichtkogel meegenomen van de scheurpolder en dat ding thuis in het kleine keukentje van zijn ouders afgestoken. Je kunt je voorstellen dat de consternatie toen behoorlijk groot was. Maar daar lachte hij alleen maar om. Ja een grap was aan ome Arie wel besteed. Dat was eigenlijk in het kort een zondag in het najaar op de Krabbe.

Er gebeurde allemaal niet zo veel. In de zomer was er wel verschil. Dan kwam de Krabbenees naar buiten. Men ging wandelen en hier en daar een praatje maken. Dat was ook het enige wat werkte op zondag, 'de mond', het gesprek. De rest hing er bij een deed niets. De hele week was een ieder volop in de weer maar op zondag grote stilte en 2 maal naar de kerk nam al een heel stuk zondag weg. De tijd die er overbleef, werd wandelend en pratend doorgebracht. Als je daarnaar terugkijkt, is dat best wel saai. Je wist niet beter. We liepen soms naar de Nieuwe Waterweg om naar de boten te kijken. Veel boten waren er toen nog niet, maar je zat daar lekker. Als het erg warm was ging je naar de kreek een beetje dollen, zwemmen, springen of duiken vanaf de loswal. Dan was er wel opeens van alles te beleven. Ook zeilen, Remco van Gennip had een echte zeilboot en dat was in die tijd heel wat. Zelfs Anton kwam dan langs varen in zijn zelf getimmerde kano. Deze had de toepasselijke naam Anja. Ik denk dat de naam gekozen was naar de namen van broer en zus, maar dat kan ik mis hebben. Wel heb ik de boot vaak van hem mogen lenen. Wat later hebben we zelf ook nog een roeibootje gehad. Ook heb ik nog een eigen kano gehad. Bij dit soort activiteiten waren in negen van de tien gevallen geen gereformeerde Krabbenezen betrokken. Zij bleven meestal binnen. Dat was nou eenmaal de levensovertuiging van die mensen, die je moet respecteren en niemand had daar problemen mee.

's Zondagse kleren
En dan de kleding voor de zondag... Op zaterdagavond werd voor ieder gezinslid het zondagse goed netjes klaar gelegd of over de leuning van de stoel gehangen. Dat was iets waar je niets over te vertellen had. Dat was en werd van hogerhand geregeld. Geen commentaar! Ja wij kregen op zondag ook nette kleren aan en moesten ons netjes gedragen, vooral je kleren mochten niet vies worden. Ook kreeg je de boodschap om geen om rottigheid uit te halen. Nou deden we echt wel ons best om de kleren schoon te houden, maar dat was zo verschrikkelijk moeilijk. Rottigheid uithalen… dat zagen wij heel anders, zo zat ons spel in elkaar, dat was vonden wij zeker geen rottigheid uithalen. Er kwamen zo veel dingen op je weg waar je iets aan moest doen en hup er zat een veeg op je overhemd of je broek zat onder de modder. We hebben het echt wel geprobeerd maar de keren dat het gelukt is, zijn gemakkelijk op één hand tellen.
Het zijn deze dingen die je steeds zijn bijgebleven en die het zo leuk maken om over de Krabbe te praten en te schrijven. Want dat vind ik zo iets aparts. Je komt een ouwe Krabbenees tegen en waar gaat het over? Juist, de Krabbe. Wat is het toch dat de mensen die er gewoond, gewerkt en geleefd hebben het maar niet kunnen vergeten? Een doodgewone zondag, ik kon het zó op papier zetten. Wij hebben 22 jaar in de Wethouder van Heldenstraat gewoond en vraag je mij wat deden jullie daar op zondag? Dan moet ik zeggen dat het me spijt en dat ik het niet precies zou kunnen vertellen. Wat was dat toch voor een vreemd samenhorigheidsgevoel wat daar speelde op die Landverbetering? Ik bel zo af en toe links en rechts voor wat informatie. Dan spreek je mensen die je in geen jaren hebt gesproken en zit je zo maar een half uur of nog langer te kletsen. Wat dan alleen maar gaat over iets aangaande de Krabbe en niet eens over de financiële crises of andere belangrijke dingen. Dus wie het weet wat dat is mag het zeggen. Of moeten we het maar gewoon accepteren zoals het was en is geweest en dat dankbaar koesteren in onze herinneringen.

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen

rozenburg